Rijksdaalder
De
rijksdaalder was een Nederlandse
munt met een waarde van 2½
gulden.
Van 1945 tot de invoering van het vijfje als muntstuk in 1988 was de
rijksdaalder de
munt met de hoogste waarde.
De
rijksdaalder was van oorsprong een
munt ter waarde van 50 stuivers. Na de invoering van de
cent is de
rijksdaalder als
munt blijven bestaan, terwijl het "kleinere broertje" de
daalder (30 stuivers) is komen te vervallen.
Etymologisch
De oorspronkelijke betekenis komt van: een
daalder in het Rijk d.i. het Heilige Roomse of voormalige Duitse Rijk volgens de besluiten van de Rijksdag geslagen, een Reichsthaler. In navolging van de Duitse Reichsthaler werden ten behoeve van de onderlinge handel ook door sommige andere landen (Denemarken, Zweden, Nederland) rijksdaalders gemunt. De
rijksdaalder speelde verder een belangrijke rol in de handel met het Oosten.
Bijnamen
knaak: De naam is van onbekende oorsprong. Vermoedelijk is er verband met Rotwelsch (Duits Bargoens) Knök, Kneks (daalder), maar verder is de etymologie onbekend. Aanvankelijk werd deze benaming voor de
rijksdaalder vermoedelijk in dieventaal gehanteerd en vervolgens ook daaruit overgenomen in de omgangstaal, voor een
groot muntstuk. Afgeleid van 'knaak' is 'knaker' in de betekenis van portemonnee.
achterwiel: De
rijksdaalder was het grootste muntstuk, zoals het
achterwiel het grootste wiel aan de wagen was.
riks: Kort voor
rijksdaalder